Er is veel te beleven in de liefdevol gerestaureerde molen uit de 17de eeuw.
Alleen all den naam van de regio “Mullerthal” (op duits: het dal van de molens) valt op talrijke molens in de buurt af te leiden, en in der daad werkten er over 60 verschillende molens in de regio.
De geschiedenis van de molen begint met “Johann, de Heringer molenaar”, die 1624 voor het eerst in een telling genoemd werd. Sindsdien is de molen van generatie tot generatie in bezit van de familie verder gegeven worden. Tot de tweede wereldoorlog werd hier broodmeel en grof meel vermalen. Tijdens de Ardennenslacht (1944-1945) werd de molen eerst van Duitse en later van Amerikaanse soldaten bezet. Heelaas zijn die tijd alle documenten van de molen vernietigd worden, zo dat er tegenwoordig niet meer bekend is over de geschiedenis van de molen. Na de oorlog en tot de dood van de laatste molenaar “Wilhelm Berg” in het jaar 1978 werd er alleen nog maar grof meel als voer voor het vee vermalen. Daarna stond het gebouw tot 2007 leeg en is langzamerhand kompleet vervallen.
1988 kocht de gemeente Waldbillig de molen en het erbij horende land op. Jarenlang werd er echter niet aan de molen gewerkt, omdat belangrijkere projecten voorrang hadden. De renovatie startte ten slotte 2007 met reparaties aan het dak. De architect Marcel Niederweis gaf het gebouw een nieuw uitzien zonder zijn oorspronkelijke charme te verliezen. De verschillende materialen die tijdens de renovatie te voorschijn kwamen laten erop sluiten dat de voormalige molen in meerdere periodes uitgebouwd werd. Voor de renovatie werd trouwens alleen hout uit de regionale bossen gebruikt.
Vandaag kunnen de bezoekers in het molenmuseum een aantaal machines rond om het maalprocessus bekijken. In de onderste verdieping ziet het groote molenrad wat atypisch voor watermolens in het gebouw geïntegreerd is en tegenwoordig nog steeds draait. Enige apparaturen zijn nog origineel uit der voormalige molen, anderen zijn uit een oude molen , “Berker Millen” in Bockholtz, een klijn dorpje in de Luxemburgse Ardennen. Tegengesteld aan de verwachtingen werd de molen trouwens niet door het water van de “zwarte Ernz” aangedreven maar door de “Waldbilliger Bach” (de beek van Waldbillig).